Ze haalt adem om antwoord te geven op mijn vraag en valt dan stil. Haar zwijgen vult de hele kamer. Ineens barst ze los. Dat ze niet weet hoe ze van zichzelf moet houden. Dat ze te vaak een dikke muur om zichzelf plaatst. Dat haar man zo’n moeite heeft met deze muur. Dat ze haar ouders buitensluit door die muur. Dat ze het allemaal niet meer weet…
Ik luister. Stel vragen. Geef ruimte. Al snel blijkt dat deze muur veiligheid geeft aan de jonge vrouw die voor mij zit. En zolang zij nog geen innerlijke veiligheid voelt, heeft de muur dus een belangrijke functie. Die moeten we niet in één keer afbreken, maar voorzichtig, steen voor steen, omlaag brengen.
Samen bekijken we welke stenen ze in de afgelopen anderhalf uur al heeft weggehaald. Ze denkt na. De eerste steen is het uiten van haar verdriet. De tweede steen het vertellen over de pijn van haar man. Zo gaat ze door, tot er zeven fictieve stenen voor ons op de grond liggen. Op mijn verzoek heeft zij deze niet van de bovenkant van de muur gehaald, maar uit willekeurige plekken. Zo kan ze alvast een kijkje nemen naar al het moois aan de andere kant van haar omheining.
Langzaam wordt haar ademhaling rustig en met trots in haar ogen kijkt ze me glimlachend aan. Die zeven stenen is ze toch maar mooi kwijt!